The 2017 Contest for 'Eindhoven's Schrijftalent' focussed on stories about light. My story about a man who gets totally frustrated about a street lamp got rewarded with a nomination. As it was a Dutch contest, the story is also in Dutch.
Alsof we niet wakker zouden worden van het lawaai, had hij gedacht, de sukkels. Hij was die ochtend iets eerder dan normaal naar zijn werk gegaan, wat hem verbaasde blikken van zijn collega’s had opgeleverd. Hij zei maar liever niets en trok zich terug op zijn werkplek. En ’s avonds stond het ding er, de gloednieuwe lantarenpaal. Wat was hij blij geweest, tot het avond werd. Het leek alsof er een schijnwerper op zijn huis gericht stond. Lange schaduwen vielen door zijn lichte gordijnen heen zijn woonkamer binnen, zijn gang, en zijn slaapkamer.
Krabbend op zijn hoofd loopt hij de kamer uit, de trap af naar beneden. Hij schenkt zichzelf een groot glas rum in, in de hoop dat het hem helpt in slaap te vallen. Hij is geen drinker, maar tot zijn schrik ziet hij dat de fles al bijna leeg is, de fles die al maanden meer dan halfvol in zijn kast stond. Hij neemt het halflege glas mee naar boven, stapt weer in zijn bed, gooit de rum in een grote slok in zijn keel en bedwingt de tranen in zijn ogen. Hij kan wel huilen! Hij wil alleen maar slapen, is dat zoveel gevraagd? Op een avond stond hij met één van zijn stenen schaakstukken in zijn hand voor het open slaperkamerraam. Hij had bijna gegooid, maar bedacht zich dat de lamp dan gewoon weer vervangen zou worden.
Hij vermoedt dat ze expres een vrouw bij hem op de kamer hebben gezet om hem wat losser te maken, wat socialer. In heb begin deed ze werkelijk haar best, veinsde interesse in zijn werk en zijn persoonlijke leven. Op dat laatste ving ze altijd bot, hij praat nu eenmaal niet graag over persoonlijke zaken. Maar goed, enkele algemeenheden over vakanties, het weer en dat soort dingen kunnen er wel af, hij heeft geleerd dat dat op prijs gesteld wordt. En eerlijk gezegd, ze is een van de weinigen die ook iets snapt van zijn werk, misschien is ze daarom wel bij hem op de kamer gezet, als vertaler naar de rest van het team zeg maar.
Dus nu is het altijd schemering, nooit meer nacht, denkt
hij. Hij kijkt door zijn slaapkamerraam naar buiten. De straat is heel mooi
geworden, wat weinig parkeerplaatsen, dat wel. De stoep valt tegen, deze is
smaller geworden, waardoor de buurtbewoners onbedoeld elkaars huiskamers binnen
kijken en de bakfietsen werkelijk niet meer op stoep kunnen staan. Hij had zo
gehoopt dat met de nieuwe bestrating ook het lantaarnlicht zou worden aangepast.
Hij haatte het vuile groenige licht dat ’s avonds de straten bescheen,
ziekelijk, een sfeer scheppend die in een horrorfilm niet zou misstaan. Dat zou
toch beter moeten kunnen in een stad die de lichtstad van Nederland genoemd wordt,
de bakermat van de grote gloeilampenfabriek. Producten Hopeloos Iedere Lamp Is
Praktisch Stuk grapten ze in zijn jeugd. Hij is een echt Philipskind van
hoogopgeleide ouders, de techniek zit hem in het bloed. Zijn beide ouders hebben
iets met research gedaan en het was niet meer dan logisch dat hij na zijn
studie aan de Technische Universiteit op de High Tech Campus ging werken,
research uiteraard. Mistroostig staart hij over de straat, in het felle licht
van de nieuwe straatlantaarn.
Hij heeft een hekel aan veranderingen en is blij dat
hij zijn hele leven in dezelfde stad heeft kunnen blijven wonen, alhoewel de
stad zelf hard aan het veranderen is. Zelfs zijn eigen kleine buurtje, waar
eerst de sociale huurwoningen verdwenen en vervangen werden door blokkendozen
en nu zelfs de straat waar hij woont een grote opknapbeurt heeft gekregen. Gek van
het lawaai werd hij, blij dat hij kon vluchten naar zijn vertrouwde werkplek op
de High Tech Campus. Ook zijn werk is veranderd. Waar hij vroeger in alle rust
kon werken, wordt hij nu gedwongen regelmatig vergaderingen bij te wonen, presentaties
te geven en zelfs met anderen samen te werken. Anderen die totaal niet begrijpen
waar hij mee bezig is, gewoon omdat ze de materie niet beheersen.
Daar wil hij nu niet over denken, hij wil slapen! Hij
houdt van regelmaat en rust. Half 12 naar bed en half 8 weer op, iedere dag,
ook in het weekend. Een wekker heeft hij niet nodig, hij wordt altijd vanzelf
precies op tijd wakker. Zeventien dagen geleden werd hij bruut gewekt door
herrie onder zijn slaapkamerraam, 7 uur ’s ochtends! De stratenmakers waren
weer terug. Met veel kabaal werden enkele stoeptegels rondom de lantarenpaal
gelicht. Zou het dan echt gebeuren? Zou hij eindelijk van het groenige licht
verlost worden? Nou vooruit, daarvoor wilde hij wel een keertje eerder opstaan.
Door zijn openstaande slaapkamerraam hoorde hij de buurman mopperen op de
statemakers.
‘Jongens, jongens, kan het wat zachter, ik schrok me rot!’
‘Nou meneer, we hadden er nog aan gedacht bij u aan te bellen, maar we wilden u niet wakker maken.’
‘Jongens, jongens, kan het wat zachter, ik schrok me rot!’
‘Nou meneer, we hadden er nog aan gedacht bij u aan te bellen, maar we wilden u niet wakker maken.’
Alsof we niet wakker zouden worden van het lawaai, had hij gedacht, de sukkels. Hij was die ochtend iets eerder dan normaal naar zijn werk gegaan, wat hem verbaasde blikken van zijn collega’s had opgeleverd. Hij zei maar liever niets en trok zich terug op zijn werkplek. En ’s avonds stond het ding er, de gloednieuwe lantarenpaal. Wat was hij blij geweest, tot het avond werd. Het leek alsof er een schijnwerper op zijn huis gericht stond. Lange schaduwen vielen door zijn lichte gordijnen heen zijn woonkamer binnen, zijn gang, en zijn slaapkamer.
Nu ligt hij met de gordijnen dicht, de nieuw
opgehangen verduisterende rolgordijntjes er extra voor, in de schemering, om
half 3 ’s nachts, klaarwakker! De zeventiende nacht zonder slaap. Na de eerste
nacht had hij meteen een melding bij de gemeente gemaakt die keurig antwoorde
met een mailtje; “Bedankt voor uw
melding. Wij proberen het probleem zo snel mogelijk te verhelpen. De
afhandelingstermijn van uw melding is afhankelijk van het soort melding en
eventuele materialen die besteld moeten worden. Als u uw contactgegevens heeft
ingevuld, krijgt u van ons een bericht zodra het probleem is afgerond.” Niets
meer gehoord natuurlijk.
Een rat legt na drie weken zonder slaap onherroepelijk
het loodje, denk hij. Hij wil die gedachten stoppen, maar merkt dat hij steeds
meer moeite heeft om zijn gedachten te controleren. Op zijn werk is hij
afgeleid, humeurig, snauwerig, wisselvallig. Hij die altijd de stabiliteit
zelve is, voorspelbaar in alles wat hij doet. Hij is al twee keer eerder naar
huis gegaan en drie keer na de lunch, met zijn hoofd op zijn opgevouwen armen, zittend
aan zijn bureau ingedut. Gedachten malen door zijn hoofd, hij draait en draait,
trekt een kussen over zijn hoofd om het licht buiten te sluiten, maar krijgt
het benauwd en gooit het kussen door de slaapkamer. Grommend komt hij zijn bed uit
en kijkt in de spiegel waar hij een vage schim ziet. Zijn bril ligt nog op het
nachtkastje. Ach wat, hij wil zichzelf helemaal niet zien, hij wil slapen.
Krabbend op zijn hoofd loopt hij de kamer uit, de trap af naar beneden. Hij schenkt zichzelf een groot glas rum in, in de hoop dat het hem helpt in slaap te vallen. Hij is geen drinker, maar tot zijn schrik ziet hij dat de fles al bijna leeg is, de fles die al maanden meer dan halfvol in zijn kast stond. Hij neemt het halflege glas mee naar boven, stapt weer in zijn bed, gooit de rum in een grote slok in zijn keel en bedwingt de tranen in zijn ogen. Hij kan wel huilen! Hij wil alleen maar slapen, is dat zoveel gevraagd? Op een avond stond hij met één van zijn stenen schaakstukken in zijn hand voor het open slaperkamerraam. Hij had bijna gegooid, maar bedacht zich dat de lamp dan gewoon weer vervangen zou worden.
Enkele uren later schrikt hij wakker, hij is kennelijk
uiteindelijk toch in slaap gevallen, dat is in elk geval iets. De mist in zijn
hoofd lijkt wat opgetrokken, vervangen door een vaag kloppend gevoel aan de
zijkant van zijn hoofd, dat dan weer wel. Tijd om zich te scheren heeft hij
niet meer. Als hij zijn bril heeft opgezet en in de spiegel kijkt om zijn haren
te kammen schrikt hij van de man die hem aanstaart, roodomrande ogen, een
stoppelbaard, een getergde blik in zijn ogen. Snel wendt hij zijn blik af, loopt
naar de kamer, pakt zijn tas van de tafel en gaat de deur uit. Inmiddels is het
echt licht geworden en de gehate lantarenpaal is uit.
Zijn elektrische auto begroet hem iets verder in de
straat met een piepje en knipperende lampen. Jammer dat hij geen eigen
parkeerplaats heeft, gelukkig kan hij de auto altijd bij zijn werk opladen.
Naast het korte ritje van zijn huis naar de High Tech Campus rijdt hij trouwens
niet veel. Ondanks de lichte hoofdpijn merkt hij dat de enkele uren slaap hem
goed gedaan hebben, zijn hoofd is helderder dan het in dagen geweest is. Als
hij, aangekomen op zijn werk, de stekker van zijn auto inplugt springt er een
klein vonkje over. In eerste instantie schrikt hij hiervan, maar dan opeens
schiet er een gedachte in zijn hoofd die hem de hele dag niet meer zal
loslaten. Wat heen kan, kan ook terug! Hij gaat er zowaar van glimlachen.
Met een grijns op zijn gezicht stapt hij zijn
laboratorium binnen, begroet zijn collega, die hem een bezorgde blik toewerpt.
‘Nog een beetje geslapen?’
‘Een beetje.’
‘Nog een beetje geslapen?’
‘Een beetje.’
Hij vermoedt dat ze expres een vrouw bij hem op de kamer hebben gezet om hem wat losser te maken, wat socialer. In heb begin deed ze werkelijk haar best, veinsde interesse in zijn werk en zijn persoonlijke leven. Op dat laatste ving ze altijd bot, hij praat nu eenmaal niet graag over persoonlijke zaken. Maar goed, enkele algemeenheden over vakanties, het weer en dat soort dingen kunnen er wel af, hij heeft geleerd dat dat op prijs gesteld wordt. En eerlijk gezegd, ze is een van de weinigen die ook iets snapt van zijn werk, misschien is ze daarom wel bij hem op de kamer gezet, als vertaler naar de rest van het team zeg maar.
‘Wil je koffie? Wat heen
kan, kan ook terug,’ zegt hij, weer met die grijns.
‘Wat?’
‘Als ik nu koffie voor je
ga halen, dan stroomt de koffie onder uit het apparaat nietwaar?’
‘Eh, ja...’ Zijn collega
bijt vertwijfeld op haar rood gestifte lip, niet snappend waar hij heen wil.
‘Maar stel dat we de
zwaartekracht om zouden keren, dan zou de koffie de andere kant op stromen
nietwaar?’
‘Ja, inderdaad.’ Haar
gezicht klaart op, aan dit soort gedachtenoefeningen van hem is ze wel gewend.
‘Hebben we nog van die
nano processoren hier? Die van ons vorige project.’
‘Ik denk het wel,
waarvoor?’
‘Dat leg ik je zo uit,
eerst koffie halen. We gaan samen iets geweldigs doen!’
Ze glimlacht vriendelijk
naar hem, waarschijnlijk denkt ze aan de bonus die ze zal ontvangen als het
haar gaat lukken om hem echt te laten samenwerken. Maakt niet uit, hij heeft
haar nodig voor dit project, ze is een goede programmeur.
Tot zijn stomme verbazing is hij de rest van de dag
goed gehumeurd. De hoofdpijn is weggetrokken en hij merkt dat hij het zowaar
prettig vindt zijn collega in zijn gedachtegang te betrekken. Het feit dat wat ze
hier aan het doen zijn eigenlijk illegaal is, lijkt haar extra enthousiast te
maken. Vreemd, hij weet eigenlijk helemaal niet zo veel van haar. Misschien
moet hij toch iets persoonlijker worden en haar ook eens iets anders vragen dan
of ze koffie of thee wil en of het raam open of dicht moet. Om vier uur ’s
middags kijkt ze hem stralend aan en zegt, ‘Dit zou het moeten doen, wil je het
nog testen?’
‘Nee, dat zou het riskanter maken.’
‘Dus vanavond?’
‘Ja, vanavond,’ zegt hij, ‘dan moet het gebeuren.’
Bijna omhelst hij haar als hij weg gaat, maar dat zou te ver gaan. Hij steekt zijn duim op en glimlacht naar haar.
‘Staat je trouwens best goed, die stoppelbaard, zou je vaker moeten doen!’ roept ze hem na.
‘Nee, dat zou het riskanter maken.’
‘Dus vanavond?’
‘Ja, vanavond,’ zegt hij, ‘dan moet het gebeuren.’
Bijna omhelst hij haar als hij weg gaat, maar dat zou te ver gaan. Hij steekt zijn duim op en glimlacht naar haar.
‘Staat je trouwens best goed, die stoppelbaard, zou je vaker moeten doen!’ roept ze hem na.
Tevreden loopt hij over het terrein naar zijn auto.
Het loshalen van de stekker kost wat meer tijd dan gewoonlijk. Zachtjes mompelt
hij enkele woorden, alsof hij een bezwering loslaat. Niet dat hij daar in
gelooft, maar toch. Ondertussen stuurt hij het kleine stukje techniek waar ze
de hele dag samen aan hebben gewerkt het elektriciteitsnet in. Het begint al
een beetje te schemeren als hij aansluit bij de file op de N2. De lantarenpalen
zijn aan als hij zijn straat inrijdt, even fel schijnend als de afgelopen nachten.
Hij parkeert zijn auto, loopt naar zijn huis en steekt zijn sleutel in het
slot. Op dat moment dimmen alle lantarens in zijn straat naar een zacht gouden
schijnsel.
Perfecte timing, denkt hij, en stapt tevreden zijn
huis binnen. Vanavond zal hij slapen, het kleine wonder van techniek heeft zijn
werk gedaan. Wat heen kan, kan ook terug, gewoon een kwestie van goed gericht programmeerwerk,
en een beetje inventiviteit. Hij voelt een golf van enthousiasme door hem heen
spoelen. Als dit werkt, wat kan er dan nog meer? Beelden van onbegrensde
mogelijkheden tuimelen door zijn hoofd. Morgen mijn collega maar eens
uitnodigen voor wat meer schemerig werk, denkt hij, ze schijnt er van te
houden. Kort daarna valt hij, in het gouden licht van de straatlantaren, op zijn
bank in slaap. De gordijnen zijn nog open.
Comments
Post a Comment